Ieder jaar kijk ik op Vlieland naar het droogvallende Wad en geniet dan van het licht, de geuren en alle vogels die daar hun kostje oppikken. Prachtig, en het schijnt er zo voor het oprapen te liggen. Toch stapte ik nog nooit het Wad op om zelf echt te kijken, laat staan rapen. En dat terwijl verse schelpen m’n lievelingseten is. Dat doe ik nog wel eens met iemand die er alles van weet, dacht ik.

Dit jaar trof ik een paar ervaren kerels die me na een enthousiast verhaal uitnodigden om er de volgende ochtend vroeg op uit te trekken. Ze wisten er veel van, hadden goeie tips en gingen het samen met me doen. Wat een kans!

Die ochtend was geweldig. Ik leerde van alles, woelde en voelde zelf de verschillende soorten kokkels, schrok van een krabbetje (en hij van mij), herkende al snel de betere bodems en we kwamen een paar uur later met emmers vol verse kokkels, mosselen, oesters en alikruiken van het Wad. Schoonmaken en spoelen was mooi rustgevend en ’s avond een geweldig maal met diezelfde mensen aangericht.
Wat een feest!

Wat ik leerde?

Dat levende kokkels bijv. echt vlak onder de oppervlakte liggen. Je ziet ze niet maar je voelt ze wel (ook onder je voet, als een steentje). Net onder de oppervlakte voelen, op het juiste moment en plek. Dat is genoeg. En dat controle na de vangst echt nodig is. Dode kokkels zitten vol zand en verpesten je mooie maal (en alle harde werk) als je niet goed checkt. En dat je alleen zulke mooie kokkels kunt krijgen als je het zelf doet. Met wat hulp, tips en de ervaring van anderen.

Het was net als werken.

Dank mannen!